12/03/25

Eén van de figuren voor wie ik op de knieën val: jazzleeuw op gitaar Julian Lage. Tijdens een masterclass krijgt hij een cruciale vraag voorgeschoteld: vaak   vraagt de leerling eindig ik een muzikale zin en voel ik een mogelijke volgende noot omdat die ergonomisch heel makkelijk te spelen is. Ik hoef mijn vinger amper te verplaatsen voor die volgende noot, dus in een geïnspireerde halve seconde speel ik die noot. De vorm van het instrument reikt de noot aan. Maar is het daarom op dat moment een juiste noot? Wat maakt tijdens een improvisatie een mogelijke noot een juiste noot?  Julian antwoordt uitgebreid op de vraag. Als kind had hij een mentor die gitaristen bekritiseerde wanneer ze noten speelden omdat het mogelijke noten waren, zonder enig geïmpliceerd muzikaal ordebeginsel. Julian biecht onmiddellijk op dat hij hier nooit mee akkoord gegaan is.   Ik hoor niet wat ik zal spelen voor ik het speel. Hoe zou ik het horen als het nog niet is gebeurd? Hij speelt een akkoord op zijn gitaar. Dit akkoord, nu ik dit akkoord heb gehoord, hoor ik het volgende akkoord. Hij besluit: je hebt mildheid jegens jezelf nodig om erop te kunnen vertrouwen dat het eerste wat je speelt, en de noot die je erna speelt, jou uiteindelijk ergens naartoe leidt. 

Het idee bestaat dat artistieke arbeid iets anders is dan een improvisatie in isolement. Voor schrijvers en componisten werd de mythe op maat gesneden dat ze maar horen te vertalen in mensentaal wat op een moment van metafysische spotlight uit het niets in hun hoofd verschijnt. Bovendien gaat van een schrijver nog eens de autoriteit van een allesweter uit die, bezocht door een totaalwezen, in het bezit is van alle geheimen. Jarenlang als een monnik op sterk water tussen zijn vier muren treedt hij de buitenwereld in, of hij de waarheid van die wereld al die tijd in zijn bezit nu zal onthullen, ondoorgrondelijk in mysterie gehuld. De belofte van een ontraadseling is zijn brood. 

 

De jazzkunstenaar streeft naar een horizontale verhouding met zijn publiek, dat wil zeggen, een toestand waarin het plezier van het publiek resoneert met het vertelplezier van de kunstenaar. Heel vaak wordt het belang van het plezier over het hoofd gezien waarmee de creatieveling bij zichzelf is. Het is uiterst vreemd dat een toegift aan dat plezier de ernst van het werk teniet doet. De kunstenaar hoeft niet te lijden om zijn waarheid: de kunstenaar moet zich ophitsen in de zintuiglijkheid waarmee hij zijn wereld oproept. De kunsten zijn genadeloos, niet omdat er waarheden in worden verhandeld, maar omdat er in een kunstwerk geen menselijkheid bestaat buiten het ogenblik waarin die menselijkheid zintuiglijk wordt. 

Vanuit een ultiem vertrouwen in de beheersing van zijn instrument laat de kunstenaar de gebeurtenissen voorvallen, sneller dan hij ze bedenken kan, met een gedecideerdheid dwingender dan iedere behoedzaam stilstand van externe berekening kan voortbrengen. Op elk ogenblik wordt in een werk een reliëf gecreëerd waarin het publiek met zijn ontdekkingstocht van start kan, een reliëf dat onmiddellijk ook weer herknipt wordt, dat met tijd een bewegingspatroon oproept dat ons naar een groter reliëf verplaatst. De kunstenaar gidst het publiek door een ondoorgrondelijkheid die in een flits ook weer verdwijnt en de sporen van haar geheimen uitwist. 

Jazz betekent het voortdurend tussen overzicht en diepte acrobatisch hertekenen van het kader rond wat (mogelijk) is, vanuit een onwrikbaar vertrouwen in de beheersing van het instrument. Het laatste woord is nooit een punt, vraag- of uitroepteken dat opnieuw ter rechtvaardiging gereduceerd oproept wat er in de meerdimensionaliteit van het midden werd bedoeld. Het einde is altijd een ontwaken en terugblikken; een tevreden uiting van vermoeidheid, een besef van de vergankelijke aard van een uitzonderlijke samenloop. 

De jazzkunstenaar beslist in het moment en moet zich dus eerder oefenen in de tegenwoordigheid van geest dan in de partituur. Welk literair arrangement legt de nadruk op improvisatie en het gelukkige toeval, in plaats van op de strikte hygiëne jegens een externe structuur?

In de realiteit kloten alle kunstenaars tussen vier muren maar wat aan. Denk gerust aan een wirwar kabels en hoe de ontknobbeling begint met het ontwarren van één lijn. Ze verzinnen vragen waarvoor ze per toeval het antwoord in hun hoofd op de voorgrond voelen — ze verzinnen zonder toets antwoorden op vragen die hen ondoorgrondelijk achtervolgen. Een werk van lange adem wordt geritmeerd door verschillende improvisaties; de improvisaties die de kunstenaar het meest vruchtbaar lijken worden naar de voorgrond gecureerd. Kunstenaars blijven geïnvesteerd in hun eigen werk — en de voorwaarden van hun werk, en de jobs die ze aannemen voor de voorwaarden van hun werk, en…. — omdat ze hopen op het geluk iets onherhaalbaar te vangen.

In Geschiedenis van mijn woede // Anthologie van het enthousiasme blader ik door tien jaar aan notities, met  het overzicht ooit in gedachten zo goed mogelijk geëlimineerd, een nieuwe inherente duisternis roept een heel nieuwe dialoog met de thema’s en motieven op,  in een poging het ogenblik van iedere koppeling te herbevestigen, er iets onherhaalbaar in te vangen.